4.2. Concrete doelstellingen

De in hoofdstuk 4 beschreven zaken kunnen worden vertaald naar de volgende doelstellingen:

Ten aanzien van de leerkrachten:

  1. De leerkrachten van onze regio beschikken over sensitieve vaardigheden. (Zij zijn gevoelig voor de signalen die een kind uitzendt.)
  2. De leerkrachten van onze regio beschikken over responsieve vaardigheden. (Zij kunnen adequaat reageren op de uitgezonden signalen.)
  3. De leerkrachten van onze regio hebben kennis van veel voorkomende gedrags- en werkhoudingsproblemen. (Bijvoorbeeld: faalangst, agressie, PDD-NOS, ADHD, teruggetrokken gedrag, pesten, concentratie, motivatie, werkgedrag.)
  4. De leerkrachten van onze regio zijn in staat het kind sociale ondersteuning te bieden. (Zij weten wat de behoefte van het kind is op sociaal-emotioneel terrein en kunnen hier adequaat op anticiperen.)
  5. De leerkrachten van onze regio zijn in staat de sociale competentie van het kind te versterken/in stand te houden. (Te denken valt aan het bouwen aan een reëel positief zelfbeeld.)
  6. De leerkrachten van onze regio maken veelvuldig gebruik van positieve controle. (Zij geven regelmatig (terechte) complimenten en benoemen voornamelijk het gewenste gedrag.)
  7. De leerkrachten van onze regio zijn in staat goede gesprekken te voeren met kinderen, ouders en collega’s.
  8. De leerkrachten van onze regio hanteren op een juiste wijze regels en routines.
  9. De leerkrachten van onze regio handhaven op een juiste wijze regels en routines.
  10. De leerkrachten van onze school bevorderen het samen werken van leerlingen.
  11. De leerkrachten van onze school bevorderen de weerbaarheid van leerlingen.

Ten aanzien van de scholen van onze regio komen wij tot de volgende adviezen:

  1. De scholen maken gebruik van een (erkend) pedagogisch leerlingvolgsysteem om de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind te volgen.
  2. De scholen maken gebruik van een pestprotocol.
  3. De scholen maken incidenteel gebruik van sociogrammen om de sociale verhoudingen in de groep in kaart te brengen.
  4. De scholen maken gebruik van een methode om de sociale vaardigheden van het kind aan te leren, te oefenen en uit te breiden.
  5. De scholen beschikken over een toegankelijke bibliotheek/orthotheek op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
  6. De scholen zorgen voor een samenhangend geheel van regels en routines. Schoolbrede afspraken worden schoolbreed nageleefd en regelmatig geëvalueerd.
  7. De scholen zorgen voor scholing van een leerkracht tot (gedrags)specialist op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
  8. De scholen zorgen er voor dat minstens één leerkracht (bijv. de IB’er) de opleiding SVIB heeft gevolgd.
  9. De scholen geven naast Remedial Teaching op didactisch terrein, zo nodig ook Remedial Teaching op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
  10. Op de scholen worden structureel en incidenteel gesprekken gevoerd met kinderen.
  11. De scholen houden de ouders in het algemeen op de hoogte middels nieuwsbrief, schoolkrant en eventueel een ouderavond.
  12. De scholen houden in het bijzonder goede contacten met de ouders van kinderen met sociaal-emotionele problemen, in ieder geval middels de groepsleerkracht en eventueel via de IB’er.
  13. De scholen houden goede contacten met het samenwerkingsverband en de gemeentelijke jeugdzorg.