5.7. Middelen

De leerkracht heeft verschillende middelen tot zijn beschikking om het eigenaarschap bij zijn leerlingen vorm te geven en uit te breiden.

  1. Bij het geven van zijn lessen zal hij er steeds op bedacht moeten zijn om lesdoel en proces aan te duiden. Hierbij vraagt hij ook voortdurend om bevestiging van de leerlingen: Helder? Snappen jullie het? Akkoord?
  2. Een ander middel is om met de groep het proces door te nemen in een klassengesprek. Dan komen vragen aan de orde als: Waar staan we nu? Waar gaan we heen? Zijn we goed op dreef? Komen we waar we wezen willen? Bij dat gesprek gaat het niet alleenom de eindproducten, maar ook om het proces, de manier waarop. Is dit de beste manier? Hoe wordt er gewerkt? Hoe is de motivatie, de sfeer, etc.
  3. Een krachtig middel is het individuele leerlinggesprek. Hierbij bespreekt de leerkracht met de individuele leerling de gang van zaken rond proces en product. Dit versterkt bij de leerling het gevoel dat hij er toe doet en dat hij mede-eigenaar is van het proces. Daarbij dient vooral de nadruk gelegd te worden op datgene wat goed gaat. Hiaten en knelpunten worden aangemerkt als werkpunt met liefst concrete afspraken. (Zie ook de paragraaf ‘Het voeren van gesprekken’ in het hoofdstuk Instructie.)
  4. Tenslotte noemen we de communicatie naar de ouders via ouderbezoeken, contactavonden, informatieavonden, korte overlegmomenten (hekgesprek en telefoon) en algemene nieuwsbrieven. Een telefoontje ‘dat het nu veel beter gaat met…’ doet wonderen vanuit de gedachte van de positieve controle. (Zie hiervoor het hoofdstuk ‘Pedagogisch Klimaat’.)

We willen hierbij ook verwijzen naar het hoofdstuk ‘Activeren’. Hierin wordt dieper ingegaan op het activeren van de leerling, wat een positief eff ect heeft op het eigenaarschap van de leerling.