De ene groep is de andere niet. Ook is de ene leerkracht de andere niet. Soms kost het veel moeite om een groep in het gareel te krijgen of te houden. Het hebben van orde - wat immers broodnodig is om te komen tot goede resultaten - is soms niet eenvoudig. Vertwijfeld kan de leerkracht zich afvragen: Hoe komt dat toch? En nog belangrijker is de vraag: Wat kan ik er aan doen? Eenduidige antwoorden zijn bijna niet mogelijk, omdat het in elke casus gaat om díe groep met díe leerkracht. In zijn algemeenheid geldt, dat een goed stelsel van regels & routines veel problemen voorkomt. Volgens de bekende studie van Marzano nemen problemen in het klassenmanagement alleen al met 30% af door het juist hanteren van de juiste regels & routines. Maar dan nog blijft de vraag: Wat kan ik er aan doen?
Een eerste uitspraak is dat gedrag altijd doelgericht is, ook storend gedrag. Een tweede uitspraak is dat elke leerling ‘erbij wil horen’. De derde uitspraak is dat elke leerling, voordat hij op school komt, al een ‘vierjarige training’ heeft ondergaan in zijn handelen. Met die bagage komt een vierjarige de basisschool binnen. Om storend gedrag te voorkomen of aan te pakken, is het belangrijk om eerst te peilen waaruit het storende gedrag voortkomt. Als dit helder is, kan de aanpak gericht plaats vinden. We noemen enkele mogelijke patronen:
De leerling vraagt om aandacht. om dat te krijgen vertoont hij storend gedrag.
De leerling wil een machtsstrijd aangaan. Hij denkt dat het hebben van macht zijn gevoel van eigenwaarde versterkt.
De leerling wil ‘wraak’ vanwege frustratie of gekwetstheid. Hij wil dit verhalen op zijn omgeving.
De leerling wil zich verdedigen als er gevoelens zijn van bijv. faalangst of onveiligheid
Deze patronen kunnen bij een individuele leerling voorkomen, maar ook bij een groep als geheel. Doordenking van mogelijke oorzaken en inzicht in de door de leerlingen gezochte doelen van hun storend gedrag moeten leiden tot een gericht werken aan oplossingen. We verwijzen in dit verband naar het nuttige boek van Kees van Overveld: ‘Groepsplan gedrag, planmatig werken aan Passend onderwijs’ (uitg. Pica).
Waarom is een groep een moeilijke groep? De oorzaken hiervan kunnen liggen bij de leerkracht, de omgeving, de lestaken en de leerling zelf. Om hierin inzicht te verkrijgen maakt de leerkracht gebruik van de checklist uit bijlage 2.
De uitkomsten van een sociogram kunnen ons veel leren over de onderlinge verhoudingen in een groep. De meeste leerkrachten weten wel wat een sociogram is of hebben ervaring met de afname van een sociogram. In bijlage 3 vindt u uitgebreide informatie over het sociogram. Het afnemen van een sociogram moet op een zorgvuldige wijze gebeuren, omdat er gevoelige informatie aan de leerlingen wordt gevraagd. Men kan op twee manieren een sociogram maken:
Waarbij alle leden van de groep alle andere beoordelen.
Waarbij het aan het individu wordt overgelaten hoeveel groepsleden in de beoordeling worden betrokken.
De uitkomsten van een sociogram kunnen aanvullend werken: zij zijn een hulpmiddel in het kader van een bredere analyse van de groep en de groepssfeer. Terzijde zij opgemerkt, dat ter bepaling van de sfeer en de verhoudingen binnen de groep ook observaties en informatie van leerkracht en ouders het beeld volledig kunnen maken.
Om een indruk te krijgen van de ‘moeilijke groep’ is een observatie noodzakelijk. Naast de informatie zoals die uit de mond van de leerkracht zelf wordt vernomen, is het nuttig om door een extern persoon de groep te laten observeren. De sfeer in de groep, de onderlinge verhoudingen, de benadering van de leerkracht en de reacties van de kinderen kunnen op deze wijze worden bezien. De uitkomsten van deze observatie zijn mede onderwerp voor het tweede gesprek. Het is duidelijk dat ook SVIB hierin kan worden gebruikt. Het verdient de voorkeur om van tevoren met de groepsleerkracht door te nemen waar de observator op let, zowel de algemene aandachtspunten (sfeer) als de bijzondere aandachtspunten (interactie) Er moet voor worden gewaakt dat de groepsleerkracht het gevoel krijgt dat hij ‘bekeken’ wordt en daarmee de zwarte piet krijgt toegespeeld: het ligt aan mij en daarom word ik nu voorwerp van onderzoek, en niet mijn lastige groep. Voor een verdere uitdieping van dit onderwerp zij verwezen naar bijlage 4.
Voor het aanpakken van de problematiek van een moeilijke groep kan het volgende stappenplan gebruikt worden:
Eerste gesprek van de leerkracht met de IB’er of een ‘maatje’ over de ervaren problematiek.
Doordenking van mogelijke oorzaken.
Invullen van de checklist.
Uitvoeren van een sociogram.
Observatie door een extern.
Tweede gesprek waarin de uitkomsten worden doorgenomen en gezamenlijk gekozen wordt voor een aanpak.
Schrijven van een handelingsplan.
Uitvoeren van het handelingsplan.
Gezamenlijke evaluatie (en vaststelling van eventuele vervolgstappen).