Op elke school wordt instructie gegeven aan leerlingen. Hoe gaan we aan de slag met dat nieuwe som-type? Hoe moet de leerling die opdracht aanpakken? Op welke manier moet dat nieuwe materiaal optimaal gebruikt worden? Bij het geven van instructie staat de rol van de leerkracht centraal. Hij is verantwoordelijk voor een professionele overdracht naar de leerling en het aangeven naar de leerling wat er van hem verwacht wordt. Instructie kan tal van verschillende vormen aannemen: de vertelling, het kringgesprek, klassikale instructie, groepsinstructie, individuele instructie etc. Deze instructievormen zijn middelen waarover de leerkracht beschikt om kennis over processen en inhouden over te dragen. De professionele leerkracht beschikt over een arsenaal aan instructievormen en maakt een bewuste keuze welke vorm hij wanneer gebruikt. Hij moet immers effectief en efficiënt kunnen instrueren. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de aspecten die van belang zijn bij het kiezen van een instructievorm. Daarna gaan we in de tweede paragraaf in op de belangrijkste instructievormen die er bestaan. Het model Directe Instructie krijgt daarbij in paragraaf 3 extra aandacht. Naast de instructie neemt de verwerking een belangrijke plaats in. Staat bij de instructie de leerkracht centraal, bij de verwerking verschuift het zwaartepunt naar de leerling. De onderlinge tijdsverhouding tussen instructie en verwerking kan heel verschillend zijn. Hierop wordt in een aparte paragraaf ingegaan. Bij elke instructie is sprake van een zender en een ontvanger. Daarom gelden bij het geven van instructie altijd de principes van interactie en basiscommunicatie, zoals die bij het onderdeel ‘Activerend Lesgeven’ uiteengezet worden. Binnen de kaders van het Zwols Model is de vraag belangrijk in hoeverre de gegeven instructie mede is bepaald door de behoefte aan diff erentiatie. Deze vraag is leidend bij de keuze van instructievorm.