2.2.1. Standaard instructie

De leerkracht wil een stukje kennis overdragen aan de leerlingen. In engere zin gaat het om de overdracht van een vaardigheid: hoe pak je dat aan… In bredere zin kan er sprake zijn van een stukje kennisoverdracht bij de zaakvakken. Alle leerlingen luisteren naar de klassikale instructie en de leerkracht legt uit hoe het moet/waar het over gaat. De lengte van deze instructie is afhankelijk van het begrip van de leerlingen. Door het stellen van vragen en het geven van opdrachten krijgt de leerkracht procesinformatie: hoeveel leerlingen begrijpen de stof al? Op basis van deze informatie worden keuzes gemaakt over de voortgang van de les. Er kan dan bijvoorbeeld gekozen worden voor nog meer instructie, of stoppen met de instructie of verder gaan met verlengde instructie aan een groepje. (Deze aanpak wordt ook wel aangeduid met de term ‘grote groep-kleine groep’ of een daarop lijkende naam.) De leerkracht moet zich vooraf de vraag stellen of alle leerlingen deze instructie wel nodig hebben. Misschien zijn er leerlingen die de stof al beheersen en direct kunnen beginnen met de verwerking/vervolgtaak. De vertelling neemt een aparte plaats in. Er kan getwist worden over de vraag of dit ook een instructievorm is. Daarbij zal meespelen of er sprake is van een vertelles (bijbelles) of een illustratieverhaaltje. We laten de zaak hier in het midden