2.3. Achterliggende doelstellingen

De volgende doelstellingen worden geformuleerd:

  1. Opvoeden tot zelfstandigheid. De leerlingen werken zelfstandig aan hun taak.
  2. De leerlingen leren hun problemen zelfstandig op te lossen.
    • Materiaalproblemen (wat doe ik als mijn potloodpunt breekt?).
    • Taakproblemen (wat doe ik als ik mijn taak niet snap?).
    • Problemen bij het herstellen van fouten (wat doe ik als ik bijvoorbeeld de plaatjes verkeerd heb opgeplakt?).
    • Problemen bij het elkaar helpen (wat doe ik als mijn buurman me niet helpen kan?).
  3. Verantwoordelijkheid dragen voor anderen. De leerlingen leren naar elkaar te luisteren en elkaar te helpen.
  4. De leerkracht heeft tijd om te werken met één of enkele leerlingen, bijvoorbeeld aan de instructietafel.
  5. Uitgestelde aandacht. De leerling leert om zijn vraag tijdelijk te parkeren. De leerkracht zal later op zijn vraag ingaan. Intussen gaat de leerling door met een ander deel van zijn taak