2.4. Werkwijze

2.4.1. Het tijdstip dat er gebruik wordt gemaakt van het model Zelfstandig Werken wordt door de leerkracht bepaald. In de praktijk zal het veel worden gebruikt bij oefentaken die door de meeste leerlingen worden beheerst en bij instructielessen van taal of rekenen, waarbij de vlottere leerlingen verder kunnen en anderen nog moeten worden geholpen in de instructie (verlengde instructie). Ook is het model goed te gebruiken in combinatiegroepen op de momenten dat een deel van de groep instructie krijgt.

2.4.2. Bij Zelfstandig Werken zijn de volgende vaardigheden en voorwaarden belangrijk:

2.4.3. Bij het Zelfstandig Werken wordt gebruik gemaakt van een stoplicht. Er zijn drie kleuren:

2.4.4. Er kan tijdens de rode en oranje tijd een ontsnappingsclausule ingebouwd worden voor leerlingen die echt niet verder kunnen. Zij zetten een blokje (of koker of…) overeind op hun tafel. In deze noodgevallen komt de leerkracht naar hen toe. Hierbij moet de leerkracht stimuleren dat dit echt alleen gebeurt in noodgevallen.

2.4.5. Tijdens de groene periode wordt het blokje (…) gebruikt om hulp van de leerkracht te vragen. Dit voorkomt het langdurig ‘gehengel met vingers’. Na het opzetten van de koker gaat de leerling verder met een ander deel van zijn taak.

2.4.6. De leerkracht gebruikt een vaste looproute door zijn klas. Dit geeft de leerlingen informatie over zijn komst, en geeft de leerkracht de garantie dat hij geen leerlingen vergeet.

2.4.7. Na de les vindt een nabespreking plaats over het werken met het model: Wat vonden de leerlingen? En: Wat vond de leerkracht?

2.4.8. Als het model Zelfstandig Werken niet in gebruik is, is het stoplicht niet in gebruik.