6.1. Algemeen

Leerkrachten staan voor de uitdaging om in een heterogene groep recht te doen aan de verschillen tussen individuele leerlingen. Diff erentiatie binnen de groep is alleen mogelijk als de leerlingen zelfstandig kunnen werken. Dan krijgt de leerkracht tijd om één of enkele leerlingen extra te ondersteunen. Zelfstandig werken kan individueel voorkomen. Dan kan het kind zelfstandig aan de slag, zonder hulp van de leerkracht. In het model ‘Zelfstandig Werken’ is daarvan sprake. Dit vereist een aantal onderliggende deelvaardigheden. We zouden dit kunnen noemen: het samenwerken in bredere zin. Het kan ook plaatsvinden in groepjes. Dit kan de meerwaarde hebben, dat de leerlingen van elkaar leren en elkaar kunnen helpen. We noemen dit het samenwerken in engere zin, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij het coöperatief leren. Verschillende argumenten pleiten hiervoor:

De gedachte achter dit coöperatief leren is, dat leren vooral tot stand komt door interactie met de omgeving. Het kan daarbij gaan om ontwikkelingsgelijken uit die omgeving (symmetrische interactie) of oudere kinderen en volwassenen met een kennisvoorsprong (asymmetrische interactie). Het leereff ect wordt veroorzaakt, doordat kinderen in interactie met elkaar hun eigen mening verwoorden en coördineren, deze vergelijken met die van anderen en gezamenlijk tot nieuwe standpunten komen, bijvoorbeeld middels discussiëren. Kinderen die goed kunnen samenwerken, hebben o.a. betere toetsresultaten en zijn sociaal gezien ook meer gewaardeerd door anderen.