7.1.2. Wanneer mag een kind in dit niveau werken?

Of het beter is voor een kind om in dit niveau te werken, dient te worden vastgesteld na veel overleg met verschillende betrokkenen. Het is altijd een beslissing die weloverwogen genomen wordt, en nooit het besluit kan zijn van een individuele leerkracht. Hieronder staan enkele criteria die als leidraad kunnen dienen bij de beoordeling of een kind in het eerste niveau gaat werken.

  1. Een Aangepaste Leerroute wordt gewoonlijk gebruikt vanaf de groepen 6, 7 en 8. In lagere groepen komen Aangepaste Leerroutes slechts voor als uitzondering. Dan betreft het ook slechts één schoolvak.
  2. Een uitzondering op bovenstaande regel is het kind met een verwijzing en het kind dat AB ontvangt vanuit het so.
  3. Het kind heeft een leerrendement van 50% of lager. (Het leerrendement wordt vastgesteld door DLE te delen door DL, maal honderd. Dus een kind met een DL van 40 en een DLE van 20 heeft een leerrendement van 50%.)
  4. Het kind heeft enkele malen achtereen op E-niveau (V) gescoord bij de CITO-toetsen. 
  5. Een minimumpakket heeft bewezen geen oplossing te zijn.
  6. Er is aantoonbaar veel hulp gegeven op een professioneel niveau.
  7. Deze hulp is continu geboden: een aansluitende periode en niet incidenteel. (Bij voorkeur minimaal twee keer per week RT.)
  8. Na de gegeven hulp wordt de opgelopen achterstand niet verkleind, maar neemt deze langzamerhand juist toe. De achterblijvende vooruitgang moet altijd afgezet worden tegen de intensiteit van de behandeling.
  9. De school is in staat om het kind in het eerste niveau goed te begeleiden. Dit houdt in dat er voldoende kennis is om een aangepast programma samen te stellen. Er moet ook voldoende tijd vrijgemaakt kunnen worden door IB/RT om dit proces te begeleiden.
  10. De leerling is in staat het programma te volgen. Hierbij moet worden gedacht aan welbevinden, taakinzet, motivatie, stress en draagkracht

Als bijlage 1 vindt u een checklist met daarin de bovengenoemde criteria.