4.1. Niveau
Ten aanzien van extra stof moet onderscheid gemaakt worden qua niveau. Er bestaat leerstof die qua niveau gelijk is aan de klassikaal aangeboden stof: meer van het zelfde.
Vaak is deze stof in een ander jasje gestoken, maar verschilt zij niet qua inhoud en
zwaarte. Voor sommige kinderen biedt dit reeds voldoende extra uitdaging.
Daarnaast wordt er theoretisch onderscheid gemaakt tussen:
• Verrijking (de stof staat los van de methode).
• Verbreding (de methodische/klassikale stof wordt uitgebreid).
• Verdieping (de methodische/klassikale stof wordt verzwaard).
Uit praktische overwegingen spreken we in dit document alleen van verrijkingsstof.
4.2. Criteria
Goede verrijkingsstof moet voldoen aan een aantal criteria:
• Het mag niet versnellend zijn (vooruitgrijpend op komende leerstof).
• Het moet voor het kind goed te begrijpen en te maken zijn.
• Het moet zoveel mogelijk zelfcorrigerend zijn.
• Het moet zoveel mogelijk teacherfree zijn.
• Het moet uitdagend zijn.
• Het moet zinvol zijn.
4.3. Rooster
Er wordt verschillend gedacht over de vraag of de extra stof moet samenhangen met het vak dat op het rooster staat. Dat houdt in, dat een kind onder rekenen bezig is met rekenverrijkingsstof.
Naar onze mening is dit niet noodzakelijk. Bij voldoende afwisseling in de extra stof
(modulair werken, zie punt 4.5) komen alle vakken evenwichtig aan bod. Dan kan een kind onder rekenen bezig zijn met een taalverrijkingsopdracht en onder taal met een verrijkingsopdracht voor rekenen.
4.4. Methode
In de eerste plaats moeten de mogelijkheden van de methode worden uitgebuit. Een deel van de kinderen heeft genoeg aan het reguliere pluswerk uit de methode.
4.5. Werkboekjes
Voor het aanbieden van extra werk buiten de methode kan gekozen worden uit twee
mogelijkheden. Of er wordt gebruik gemaakt van bestaande werkboekjes/methoden of de leerkracht maakt zelf werkboekjes.
In het laatste geval worden modules (werkboekjes) gemaakt van ongeveer acht bladzijden met daarin gekopieerde bladen uit tal van verschillende werkboekjes. Deze werkwijze wordt sterk aanbevolen. Houd hierbij rekening met de volgende aandachtspunten:
• Zorg voor afwisseling in het werkboekje.
• Schakel externen in bij het vervaardigen van de modules. Geef bijvoorbeeld aan welke bladzijden er in moeten komen en laat bijvoorbeeld een moeder of onderwijsassistent het boekje maken.
• Zorg voor een bijpassend antwoordboekje.
• Bewaar de originelen apart om dubbel werk te voorkomen.
Het voordeel van de eigen werkboekjes is, dat ze beperkt zijn van omvang. Dat geeft veel afwisseling en vereist minder doorzettingsvermogen dan dikkere werkboekjes.
Voor een opsomming van goed bruikbare materialen is destijds door het
samenwerkingsverband een map uitgegeven, die alle scholen hebben ontvangen
(‘Materiaal voor (hoog)begaafde leerlingen’). Deze map is inmiddels sterk verouderd.
Een nieuwe map wordt niet gemaakt, maar via internet is op eenvoudige wijze heel veel materiaal te vinden. Het gebruik van ICT biedt in dit niveau veel mogelijkheden. Zie hiervoor ook paragraaf 8.