1.2. Bijbelse uitgangspunten

Het is enerzijds niet eenvoudig om deze uitgangspunten aan Gods Woord te ontlenen. De Bijbel is niet primair bedoeld om richtlijnen te geven voor ons psychisch welbevinden. Anderzijds zijn er Bijbelse zaken te noemen die alles te maken hebben met onze visie op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Drie zaken zijn daarin cruciaal: de schepping, de zondeval en de verlossing. De mens is door zijn schepping naar Gods beeld en gelijkenis van hoge afkomst. Uit de schepping van het eerste mensenpaar wordt vaak afgeleid dat de mens een relationeel wezen is. Het motief tot de schepping van Eva is gelegen in de eenzaamheid van Adam. De mens is echter diep gevallen (Genesis 3) en daardoor is hij onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad (HC, Zondag 3) Dit gegeven heeft belangrijke consequenties voor de ontwikkeling van het kind en voor de opvoeding. Verstoringen in de ontwikkeling vinden hierin hun grondslag, alle lichamelijke en psychische onvolkomenheden zijn hierop terug te voeren, evenals stoornissen in relaties, in de vorming van een evenwichtige identiteit en in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De totale verdorvenheid van de mens vormt wel een belangrijk uitgangspunt in ons pedagogisch en didactisch handelen, maar het hoeft geen eindpunt te zijn. Door de verlossing kan het beeld Gods in beginsel weer worden opgericht: de nieuwe mens (Efeze 4:24) Rekening houden met de zondigheid van de mens bepaalt wel de attitude van de opvoeder, die afhankelijk is in zijn handelen van de genade Gods. In de Bijbel is de opvoeding een opdracht waar een belofte aan verbonden is (Spr. 22:6) Voor de sociaal-emotionele vorming van het kind is de wet van God het belangrijkste richtsnoer: Gij zult liefhebben de Heere uw God… Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Hierbij staat de liefde als grondhouding centraal. Samenvattend is de mens een relationeel wezen, dat verantwoording schuldig is aan zijn Schepper en dat verantwoord, vanuit de liefde, moet leren omgaan met zijn naaste.